Door op 7 april 2017

Integriteit van bestuur en ambtenaren [deel 1]

Collega raadslid Porskamp stelt in zijn inleidend stuk: ´Wij maken ons ernstig zorgen over de integriteit van onze gemeente.` Vervolgens wordt gesteld: ´Hier wordt de schijn van willekeurig handelen gewekt.’ Hoewel zijn raadsvragen op persoonlijke titel zijn gesteld, wordt hier met het woord “wij” kennelijk de VVD-fractie bedoeld. Wij horen graag van de VVD of dat ook zo is.

Het zijn naar onze mening grote woorden, die in het inleidend stuk niet gestaafd worden. Porskamp verbreedt hiermee een discussie die ten principale gaat over het declaratiegedrag van een voormalig bestuurder en suggereert plotseling dat het niet meer gaat om de bonnetjes maar om een probleem in de organisatie. Hiermee ontstaat een beeld van een ambtenarenapparaat dat het allemaal niet zo nauw neemt, maar dit beeld wordt in het geheel niet onderbouwd. De ambtelijke organisatie wordt hierdoor ten onrechte in een kwaad daglicht geplaatst. Uitlatingen in de pers doen hier nog een schepje bovenop. Porskamp suggereert daarin dat de gemeentelijke organisatie zich schuldig zou maken aan “klassenjustitie”; een loze vergelijking omdat de situaties niet vergelijkbaar zijn.

Porskamp slaat juridisch bovendien de plank mis alsof de toetsing van een declaratie van een bestuurder, als die wordt uitgevoerd door een ambtelijk medewerker, niet alleen zou gaan over rechtmatigheid (zijn de uitgaven werkelijk gedaan en betreft het een uitgave die gedeclareerd kan worden?) maar ook over doelmatigheid. Dat laatste kan nooit aan de orde zijn. Een bestuurder maakt zelf de doelmatigheidsafweging. Zo nodig legt hij daarover politieke verantwoording af aan de raad. Bovendien handelt een ambtenaar onder verantwoordelijkheid van het college.

[Lees over de vragen van de heer Porskamp in ‘deel 2’ en een Plan van Aanpak in ‘deel 3’]