Feitenverslag onderzoek nevenfunctie Beurskens
Het eerdere raadsdebat leidde tot het vertrek van de heer Beurskens. Dat heeft een aantal nieuwe ontwikkelingen gekend, die aanleiding geven om opnieuw over de zaak te spreken. Er ligt nu een feitenonderzoek. Dit onderzoek had NIET tot doel om achteraf een oordeel te geven over de juistheid van het raadsbesluit zelf. Daarvoor stond maar één weg open, namelijk die van de beroepsprocedure bij de Raad van State. De heer Beurskens heeft de keuze gemaakt daar geen gebruik van te maken. Voor de PvdA fractie is en blijft volledig overeind, dat het gedwongen vertrek uit deze raad het onvermijdelijke gevolg was van het onrechtmatig handelen van raadslid Beurskens op grond van de Gemeentewet.
Waar ging het onderzoek dan wel om? Eigenlijk om twee punten: namelijk ten eerste: is er op de één of andere wijze sprake geweest van bevoordeling of benadeling van personen, bedrijven of de gemeente als direct gevolg van het handelen van de heer Beurskens. En ten tweede, en die vraag ligt in het verlengde van de vorige, was er sprake van marktconformiteit bij de verschillende betwiste aanbestedingen?
De concerncontroller heeft nauwgezet geïnventariseerd in samenwerking met Ernst & Young. Het is een zuivere aanpak. Het is de vraag of de geïnventariseerde feiten voldoende zijn voor de conclusie dat geen sprake was van bevoordeling of benadeling. Het feit dat overeenkomstig het aanbestedingsbeleid is gehandeld geeft hiervoor geen sluitend bewijs. Dat de prijzen voor de geleverde diensten en werken marktconform waren kan slechts indirect worden afgeleid. Op dit punt had het onderzoek nog een stap verder kunnen gaan. De omvang van de budgetten die gemoeid waren met de contracten waar Beurskens zijn handtekening onder zette, waren beperkt.
De raad heeft bij de bepaling van de onderzoeksvraag afgesproken, dat indien het inventariserend onderzoek hier aanleiding toe zou geven, er nader bestuurlijk onderzoek zou kunnen worden ingesteld naar wie welke rol in het bestuurlijk-politieke traject heeft gespeeld en wie verwijtbare fouten heeft gemaakt. De raad, het college, de raadsvoorzitter, de betrokken managers, gemeentesecretaris, griffier, VVD-fractie en dhr. Beurskens zouden hierbij kunnen zijn onderzocht. Aannemelijk is dat een dergelijk onderzoek zou leiden tot de conclusie dat meerdere mensen steken hebben laten vallen bij het oppakken van signalen.
Ook dat hebben wij als PvdA fractie al eerder aangegeven. De vraag of er behoefte is aan een tweede fase van het onderzoek komt met de ontwikkelingen die zich na het vertrek van de heer Beurskens hebben voorgedaan in een ander daglicht te staan.
Concreet gaat het dan om drie zaken.
Ten eerste de VVD-analyse die is gemaakt over de kwestie Beurskens. Lange tijd bleef onduidelijk wie die juridische analyse had gemaakt. De VVD fractie hield het op: juristen in onze achterban. Wij dachten dat men daarmee doelde op liberale juristen uit Zieuwent of Lichtenvoorde, wie dat ook mochten wezen. Op verzoek van dhr. Porskamp hebben wij als fractie die VVD analyse van een inhoudelijke reactie voorzien. Onze reactie was, dat de juridische argumentatie niet erg steekhoudend was. Zo gaat de conclusie van de VVD dat dhr. Beurskens binnen de geest van de wet heeft gehandeld veel te ver.
De aantijging dat de gevolgde procedure tot vervallen verklaring van het raadslidmaatschap onjuist is verlopen, is evenmin juist. Dat geldt ook voor de suggestie dat de wet de schorsingsbevoegdheid als een alternatieve, mildere maatregel heeft bedoeld.
Het college heeft de raad een memo gezonden, als reactie op perspublicaties rondom de VVD analyse. In de memo wordt een inhoudelijke reactie van het college gegeven, eigenlijk over de hoofden van de raad heen, richting de VVD.
Het college laat geen spaan heel van de VVD-analyse. In een interview in De Gelderlander wijst oud-burgemeester Heijman op de fouten in de juridische analyse van de VVD, en hij laat niet na te benadrukken dat hem als raadsvoorzitter geen blaam treft.
In september ontstond een volstrekt onverwachte wending in dit dossier. De huidige waarnemend burgemeester Metz blijkt vóór zijn entree in Oost Gelre direct betrokken te zijn geweest bij het VVD-onderzoek omdat hij er opdrachtgever van was. Wat bleek toen: op hoger niveau in de partijgeledingen is het onderzoek bevolen en uitgerekend “VVD-brandweerman” Metz speelde een sleutelrol daarin. Een grote verbazing maakte zich van onze fractie meester. Hoe was dit mogelijk? Waarom was dit niet gedeeld in de gesprekken die het presidium had met Cornielje en de kandidaat waarnemend burgemeester Metz? Waar we nadrukkelijk verzochten dat de waarnemend burgemeester iemand zou zijn die ons in het vervolg van het integriteitsdebat met een frisse en onafhankelijke blik zou kunnen helpen, bleken we iemand te krijgen die zelf gekleurd in de kwestie betrokken was. Een persoon die natuurlijk geïdentificeerd wordt met de omstreden VVD analyse. De kwestie vormt een domper op de eerste samenwerking die met de waarnemend burgemeester was gegroeid in de zomermaanden, en die ronduit als prettig en constructief is ervaren.
Door deze drie ontwikkelingen zouden we bijna vergeten dat de discussie begon bij oud-raadslid Beurskens. Over zijn positie is nu voldoende gezegd. Het raadsbesluit dat hem uit zijn functie zette, blijft volledig overeind door het ontoelaatbare handelen in strijd met de Gemeentewet. Maar voor hem persoonlijk is het goed dat we nu bevestigen kunnen, dat niet gebleken is uit het feitenonderzoek dat personen of partijen door zijn handelen bevoordeeld of benadeeld zijn, ook al had hij de schijn tegen.