Kritische vragen over grote mestvergister-fabriek in Groenlo
Kritische vragen over grootschalige mestvergister in Groenlo
De komst van een grootschalige mestvergistingsfabriek op bedrijventerrein de Laarberg in Groenlo is al enkele jaren onderwerp van gesprek. Momenteel loopt de juridische toetsing door de rechtbank van de aangevraagde vergunningen. In die procedure is de gemeente geen bevoegd gezag. Dat ontslaat ons er niet van om als gemeente nauw betrokken bij het onderwerp te blijven voor de volksgezondheid en de veiligheid.
Vertrouwelijk rapport over risico’s nu openbaar
Zoals vaker aangekaart, maakt de PvdA zich hier zorgen over. Die zorgen zijn alleen maar toegenomen door het bekend worden van een (tot dusver vertrouwelijk) rapport over de grote risico’s van co-vergistingsinstallaties, waartoe ook de RMS-inrichting behoort. Het rapport getiteld “Co-vergisting: duurzame energie of afvallozing?” van de stuurgroep RIEC noord en de strategische milieukamer van eind 2016 schetst een onthutsend beeld over de grote risico’s voor de openbare veiligheid en voor malafide afvalhandel die verbonden zijn aan co-vergistingsinstallaties.
Onze eerste vraag is: is het college bereid zich ervoor in te spannen dat de raad de integrale, ongecensureerde versie van dat rapport ter beschikking kan krijgen?
Ten tweede: is het college bereid zich een oordeel te vormen over de vraag of de komst van nieuwe co-vergisters in Oost Gelre gelet op dit rapport wel wenselijk is?
Grootschalige mestvergister past niet in het bestemmingsplan.
De raad heeft bij vaststelling va het bestemmingsplan de Laarberg voor het gebied als beleidsdoel dat grootschalige duurzame (hernieuwbare) energieproductie plaats zou gaan vinden. (zon, wind, biogas). Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft een jurist van de Provincie op de vraag of RMS door haar grote eigen energieverbruik wel een netto producent van groen gas zal worden uitdrukkelijk geantwoord dat de beoogde fabriek van RMS niet als doel heeft duurzame energie te produceren, maar louter mest te verwerken. Dit roept de vraag op: Voldoet de RMS-inrichting daarmee wel aan de doelstelling van het bestemmingsplan.
Deelt het college de opvatting dat in juridisch opzicht een afvalverwerkingsbedrijf niet past op een locatie die planologisch gezien bedoeld is voor duurzame energieproductie?
Tot slot alternatieve mogelijkheden bekijken
Het RMS-terrein ligt al jaren braak. Wanneer loopt op grond van de aangegane contractuele verplichtingen de termijn af waarbinnen RMS het recht heeft om de bedrijfskavel definitief te kopen? En is het college bereid alvast naar alternatieve mogelijkheden te kijken die wel tot de productie van duurzame energie leiden?